De elegante verzen van de eigenzinnige schrijfster
Chen Yuhong (1952-Kao-hsiung) lijken een dynamisch en harmonieus samenspel van de complementaire waarden yin en yang: eenvoud wordt moeiteloos afgewisseld met meer hermetische zinnen, de lyrische, zachte toon is onderbouwd door stevige structuren, gevoelens zijn gekanaliseerd door
rede, en ze kan tegelijkertijd zwaar en licht overkomen, gedetailleerd en toch gecondenseerd.
Chen Yuhong put voor haar beelden veel uit flora en fauna of een landschap (vaak gelieerd aan haar reizen naar plaatsen als Xinjiang, Japan, Tibet, of haar lange verblijf in Canada). Het zijn tijdloze gedichten vol verstilling, licht, water, maan, liefde en hoop. Via een concrete beschrijving van een vogel, een bloem, of een sterrenregen sijpelt langzaam een hele metafysische, innerlijke wereld binnen – een wereld waarin de zon verschrompelt tot een witte dwerg en waarin de maan mag zweten, een wereld waarin vaak de liefde wordt bezongen maar ook wordt stilgestaan bij grote gebeurtenissen zoals de tsunami bij Fukushima.