Te veel cliché’s

Beijing Coma is de nieuwste roman van de dissidente schrijver Ma Jian, een van de belangrijkste en moedigste stemmen in de Chinese literatuur volgens Nobelprijswinnaar Gao Xingjian. Net als in zijn vorige twee romans, Het rode stof en De noedelmaker, geeft Ma Jian hier scherpe inkijkjes in de Chinese samenleving van met name de jaren tachtig. Ditmaal vormt de grootschalige studentenopstand in het voorjaar van 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing de inzet van het verhaal.

De fictieve Dai Wei, ‘hoofd van de studentenordedienst’ op het plein, is tijdens de bloedige onderdrukking van de opstanden op 4 juni door een kogel in het hoofd getroffen en in een coma geraakt. Vegeterend hoort hij alles wat er om hem heen wordt gezegd en gebeurt, en vanuit dat perspectief doorlopen we ruim tien jaar na het bloedbad – jaren waarin zijn moeder de verzorging van haar zoon uiteindelijk nauwelijks meer kan opbrengen en de Chinese machthebbers even intolerant blijven als altijd. Uit Dai’s herinneringen en gedachten komt geleidelijk een beeld naar boven van zijn leven vóór de fatale dag: zijn jeugd en de Culturele Revolutie, zijn liefdes, en vooral de ontwikkelingen op het plein.

Via Dai Wei’s comateuze lichaam – ‘levend begraven’, ‘een val, een plein zonder uitgang’ – stelt Ma Jian gangbare ideeën over gevangenschap en vrijheid ter discussie: ‘De agent in burger die me neerschoot, heeft wel mijn lichaam, maar niet mijn geest stukgemaakt. Ik ben waarschijnlijk de enige nog levende burger in dit land die geen verklaring van steun voor het ingrijpen van de regering heeft ondertekend.’ Die cynische opmerking sluit aan bij een andere over een van zijn vroegere kameraden, die tijdens het bloedbad zijn benen is kwijtgeraakt: ‘Zijn lichaam leeft, maar zijn geest is dood.’ Hoewel Dai Wei lichamelijk nergens meer toe in staat is, heeft hij wel zijn geestelijke vrijheid behouden; uiteindelijk bevindt niet hij maar de rest van het land zich in een coma.

Toch is Beijing Coma geen simpele, rechtlijnige kritiek op het Chinese regime. Ma Jian houdt ook de zwaktes van de mens tegen het licht, onder meer de hang naar macht, die de demonstrerende studenten op het plein verre van vreemd is. ‘Jullie vechten tegen de dictatuur, maar eigenlijk willen jullie allemaal keizertjes worden’, zegt een student. Tegenover hun idealisme en solidariteit plaatst Ma hun onderlinge rivaliteit, naïviteit, romantiek en onkunde. De combinatie van dat alles houdt de studenten ‘gevangen’ op het plein, terwijl het ze eigenlijk steeds duidelijker wordt dat ze zich beter zouden terugtrekken.

Door die aandacht voor het algemeen menselijke ontstijgt Beijing Coma verreweg het niveau van een verkapt politiek pamflet. Tegelijkertijd is het toch een probleem dat veel van de dingen die Ma beschrijft inmiddels wel bekend zijn . Ook anderen hebben het kannibalisme tijdens de Culturele Revolutie of andere gruwelijkheden tot in de kleinste details beschreven, en ook Ma’s inzichten over leven onder een dictatuur zijn niet erg verrassend.

Schrijft hij er dan beter of indringender over dan anderen? Bij vlagen kan hij zeker meeslepend zijn, maar in dit lijvige boek wordt veel herhaald. De nauwelijks veranderende situatie op het plein wordt haast van dag tot dag, soms zelfs van uur tot uur beschreven, en dat enkele honderden pagina’s lang. Dat de studenten niet alleen door democratische idealen werden geleid is een waarheid als een koe, net zoals het feit dat China een dictatuur is. Het is jammer dat Ma Jian zijn lezer dat toch nog eens meent te moeten inpeperen.

Recensie in NRC Handelsblad van:
Ma Jian: Beijing Coma. Vertaald door Harry Pallemans. Contact, 832 blz.